Een mensenmassa geeft mij een heel ander gevoel dan massa’s bloemen. Van de laatste wordt ik meestal een stuk blijer. En stinzenbloemen maken mij zo mogelijk nog vrolijker. Na een donkere tijd met weinig kleur in de natuur brengen zij met hun massale verschijnen de eerste grote kleurvlakken in bosachtige parken en buitenplaatsen. In Noord Friesland bevinden zich de landgoederen Martenastate in Koarnjum en Dekemastate in Jelsum.

De bloei van Stinzenbollen valt grofweg in drie periodes na elkaar: het begint met onder anderen de sneeuwklokjes en krokussen, daarna volgen holwortel, vingerhelmbloem, bostulp en verschillende anemonen en tenslotte de hyacinten en het Haarlems klokkenspel. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele stinzenbollen.

Ik woonde in de middenperiode een excursie bij van it Fryske Gea op Martenastate. De gids vertelde enthousiast alle bijzonderheden over de soorten, het beheer en natuurlijk ook over de historie van het landgoed. Dat mensen soms geen idee hebben van wat daar groeit, bleek toen een wandelaar om ons te passeren dwars door de beplanting heen banjerde.

Stinzenplanten hebben een lange geschiedenis. Eeuwen geleden werden zij geplant bij kastelen en buitenplaatsen. Door goed beheer konden zij verwilderen onder de nog kale bomen in het vroege voorjaar. Hun groei en bloei is snel en hevig. Daarna sterven ze bovengronds af en leiden de rest van het jaar een sluimerend bestaan onder de grond om het volgende voorjaar weer volop van start te kunnen gaan.

Naast de stinzenbollen zijn er planten die tot “begeleiders” worden gerekend: zij doen het goed in datzelfde stinzenmilieu. Voorbeelden zijn Look zonder look, Ossentong, Maarts viooltje, Slanke sleutelbloem, Longkruid en Lieve-vrouwen-bedstro. Sommige soorten bloeien tegelijk met de stinzenbollen, anderen nemen het stokje over als alles is uitgebloeid.

In mijn stadstuin heb ik een hoekje waar nauwelijks zon komt. Daar staan soorten als scilla, sneeuwklokje, bosanemoon, vingerhelmbloem en Kievitsbloem. Langzaamaan vermenigvuldigen de bolletjes zich waardoor de tuin elk jaar kleurrijker wordt. De Kievitsbloem blijkt helaas de waardplant van het leliehaantje te zijn: deze knalrode kevertjes takelen de bloemen flink toe. Natuurlijke vijanden schijnen ze niet te hebben, afgezien van mij dan…

Hondstand

Een ander mooi bolgewas is Hondstand, zo genoemd naar de vorm van de bol. Officieel wordt de gele soort niet tot de stinzenplanten gerekend, maar met de kleine lelieachtige bloemen met teruggeslagen bloemblaadjes passen ze prima in de rest van de beplanting. Ook deze bollen komen elk jaar terug, maar verwilderen niet. Kennelijk hebben de zaden geen mierenbroodjes, zoals bij sneeuwklokjes het geval is.

Wat is het toch jammer dat de 75.000 krokussen ter ere van 750 jaar Gouda zo stijfjes zijn geplant. Daar moeten we nog jaren tegen aankijken. Hopelijk gaan de mieren flink slepen met de zaden.

Hoe het planten beter had gekund staat te lezen in het boek Stinzenplanten in Friesland:

Bollen moeten met gevoel worden geplant: Naast open plekken is er geen vaste onderlinge plantafstand. Het plantpatroon moet verlopen van dun en open naar dicht, tot af en toe ‘forse’ concentraties. Het beplantingspatroon is dus wolkachtig van opzet. De mieren doen de rest doordat zij met de zaden gaan sjouwen vanwege het zoete mierenbroodje. Zo belanden zaden op allerlei plekken, zelfs tussen tegels.

In de herfst kun je Stinzenbollen kopen en planten. Heb je een schaduwhoek onder bladverliezende bomen of struiken? Verbeter de grond met compost en wat kalk voor het planten. Zo ben je verzekerd van een vroege lente.

Wil je meer informatie over stinzenplanten en de buitenplaatsen waar ze groeien? Klik dan op onderstaande link. Ook kun je hier 3 podcasts over het onderwerp beluisteren.