Het woord stins is het Friese woord voor stenen huis. De naam Stinzenplanten werd in de jaren dertig van de vorige eeuw voor het eerst gebruikt voor het aanduiden van een bepaald type verwilderende bollen en planten. Deze stinzenplanten werden eeuwen geleden al aangeplant op buitenplaatsen en bij kastelen. Veel  bollen zijn afkomstig uit Europa, rond de Middellandse Zee en uit Klein-Azië.

Op buitenplaatsen in Friesland en in de Vechtstreek zijn veel stinzenbollen te vinden. De bekendste zijn sneeuwklokjes, winterakoniet, krokussen, kievitsbloemen, wilde hyacinten en blauwe druifjes. Zij staan graag als onderbeplanting van bladverliezende struiken en bomen.  

Stinzenplanten zijn een welkome aanvulling in een periode waarin nog weinig kleur in de tuin te zien is. De tuin is leeg en kaal in de vroege lente en daardoor komen de kleine stinzenbollen goed tot hun recht.  Ze verlangen goede tuingrond, vergelijkbaar met bosgrond. Je kunt de tuin verrijken met compost en het afgevallen blad in de winter laten liggen, waardoor de grond minder dichtslaat en op een natuurlijke manier wordt verrijkt met bodemorganismen.

In mijn tuin heb ik een hoekje gevonden waar ze het prima naar de zin hebben. Het is een border in de schaduw en de grond droogt daar nooit helemaal uit. Het mooie van stinzenplanten vind ik dat ze je tuin elk jaar mooier maken door hun langzame uitbreiding en zorgen voor een vroege, vreugdevolle lente.

Meer weten over stinzenplanten? Klik dan op onderstaande link.