Je hebt bloembollen die na 1 of 2 jaar steeds minder bloemen geven. Dit zijn vooral de sterk gecultiveerde soorten zoals veel tulpen. Deze moet je vervolgens elke zomer nadat het loof is afgestorven uit de grond halen, pellen, laten drogen en weer uitplanten in de herfst. Daar heb ik eerlijk gezegd niet zoveel zin in.
In eerdere blogs heb ik soorten genoemd die meerjaren bloei geven en dus in de grond kunnen blijven zitten.
Er zijn ook soorten die elk jaar meer plezier geven doordat ze langzaam uitbreiden. Dit zijn de zogenaamde verwilderingsbollen zoals sneeuwklokjes, kievitsbloemen en bosanemonen. Voorwaarde is wel dat ze op een goede plek zijn geplant waar de groeiomstandigheden optimaal zijn.
Sneeuwklokjes plant je in compostrijke grond onder bladverliezende bomen in halfschaduw. In het gras doen ze het trouwens ook goed. Wil je het komende voorjaar wat bloemen zien dan moet je ze toch al in september hebben geplant.
Kievitsbloemen houden van vochtige grond op een plek in halfschaduw of zon. De ideale standplaats is vochtig grasland. Na jaren van tevergeefs proberen heb ik in mijn tuin een geschikt stukje ontdekt waar ze het naar hun zin hebben. Ze staan er tussen scilla’s, bosanemonen, holwortel en zaaien zich steeds verder uit.
De bosanemoon is eigenlijk geen bolgewas, maar een kruipende wortelstok. Plant ze niet te diep in vochtige, humusrijke grond op een plekje in de halfschaduw.