Elk seizoen vraagt zo zijn eigen onderhoudsklusjes in de tuin. Elk jaar weer zullen we moeten snoeien, onkruid wieden en planten op ongewenste plekken weghalen.

Snoeien

De tijd van voorjaarssnoei is nu bijna voorbij. Mocht je de vlinderstruik nog niet hebben gesnoeid, dan kan dat nog deze maand. De ideale snoeitijd voor rozen is begin maart, maar ook dat kan nu nog net. Beide struiken bloeien op één-jarig hout: dat zijn de takken die dit voorjaar worden gevormd.

In het voorjaar bloeiende struiken snoei je pas na de bloei als ze te groot worden of om een compacte vorm te behouden. Deze struiken bloeien namelijk op takken die vorig jaar zijn gevormd,  het tweejarig hout. Voorbeelden zijn Forsythia en Sering.

Onkruid wieden

In deze tijd van het jaar is de tuin nog niet volgroeid en kun je het onkruid gemakkelijk vinden en verwijderen. Zevenblad komt al begin maart op, maar haagwinde zie je pas in april boven de grond komen. Met een duizelingwekkende snelheid weeft hij zich als een verstekeling door je struiken waar hij ongemerkt meelift tussen het groen. Pas als hij gaat bloeien met de witte pispotjes is hij weer goed zichtbaar maar dan heb je de belangrijkste slag al verloren want dan heeft hij zich ondergronds flink uitgebreid.  Verwijder dus alle opkomende jonge scheuten zodra je ze ziet.

Zaailingen wieden en vaste planten delen

Planten breiden zich door middel van wortels, zaden of allebei uit.

Je kunt de zaailingen van bijvoorbeeld tuingeranium of vingerhoedskruid nog gemakkelijk vinden en verplaatsen of uitdelen.

Planten  die te groot worden kun je  in april nog uitgraven en delen. Het hart van de plant is het oudste deel en wordt na verloop van tijd minder mooi.  Bewaar dus de buitenkant en herplant hiervan stukken op dezelfde diepte als hij stond.  Geef de eerste tijd regelmatig water als het  langere tijd droog is.

Dahlia’s oppotten

De meeste dahlia’s en met name de jonge scheuten, zijn gebak voor de slak. Mijn ervaring is dat wanneer je ze in mei plant, er daardoor niet veel van ze terecht komt. Daarom pot ik begin april de knollen alvast op en zet ze binnenshuis op een koele plek. Af en toe wat water geven en ze gaan  geheid aan de groei.

Na ijsheiligen, half mei,  wanneer het gevaar van nachtvorst is geweken plant ik ze in de tuin. Maar eerst laat ik de opgepotte planten buiten een weekje in de schaduw wennen aan de temperatuur en zet ze ’s nachts voor de zekerheid in de schuur. Dit heet het afharden van planten. Plant ze daarna op een zonnige plek in de tuin.