Waar mensen wonen is ook de huismus te vinden. Tenminste, tot begin jaren 80 was dit zeker het geval. Sindsdien is het aantal huismussen flink gekelderd door afname van broedgelegenheid, voedsel en groen in de stedelijke omgeving. De huismus heeft daardoor het droeve lot getroffen dat hij op de rode lijst is komen te staan. Het aantal is namelijk de laatste 40 jaar gehalveerd. 

In mijn kindertijd stond de huismus laagste in rang in mijn waardering voor tuinvogels. Koolmezen, pimpelmezen en roodborstjes vond ik zoveel sierlijker, kleurrijker en sowieso bijzonder omdat je die vogels in de jaren 60 veel minder zag. Mussen waren in die tijd door hun grote aantallen maar gewoontjes.

Vandaag de dag kijk ik met iets andere ogen naar de mus. Ik mis ze nu ze veel minder aanwezig zijn in de woonomgeving. Als je ze eens goed bekijkt zijn ze eigenlijk prachtig. Vooral de mannetjes vallen op met hun donkere tekening. Mussen zijn aandoenlijk parmantig in hun gedrag: lang niet zo handig als de mezen en al helemaal niet vlug, waardoor ze nog wel eens een maaltje voor de sperwer betekenen. Het lijkt alsof ze veel minder vleugelslagen per minuut kunnen maken dan bijvoorbeeld mezen of vinken. Ze ogen qua bouw wat plomp in vergelijking met de vink en koolmees. Ze zitten graag in een hoge struik op een takje te tsjilpen en echt gezellig wordt het als ze met velen zijn. Ze leven altijd in groepsverband. Bij een mussenruzie in een dichte struik kun je ze al van verre horen kwetteren. Mussen zijn ingedeeld bij de zangvogels, maar als ze aan een vogel songfestival zouden meedoen zijn ze met hun getsjilp kansloos tegen de leeuwerik.

Heggenmus

Sommige mensen hebben moeite om de mus van de vrouwtjes vink en van de heggenmus te onderscheiden. Een vriendin verwisselt de mus steevast met de heggenmus. Waarschijnlijk omdat ze vaak in heggen zitten. Maar de heggenmus is een totaal andere vogel die bovendien heel anders zingt. Volgens Bruun’s vogelgids klinkt het zo: hoog, helder, haastig voorgedragen en metaalachtig “tutelle tieletutelituutellitiee”

Nou, dat is toch andere koek vergeleken bij het geluid van de mus dat Bruun’s vogelgids omschrijft als “een aantal eentonige tsjilp-geluiden in hoogte variërend. Bij ruzies en agitatie scheldend een herhaald tsjerrrrrrrrr!” Hieronder het gedicht “De Mus” van Jan Hanlo, vrij geïnspireerd door het geluid van de mus.

De mus is een standvogel, dat wil zeggen dat hij het hele jaar in Nederland verblijft. Hij is overigens in heel Europa te vinden. Het voedsel van de huismus bestaat uit zaden, granen, insecten, bloemknoppen, bessen, pinda’s en vetbollen. In de broedtijd eten ze vooral insecten. In het voorjaar zie ik ze in mijn tuin de rozen afstruinen op zoek naar bladluizen. Ik ben blij met die gratis biologische insectenbestrijding. Dus kom maar door mussen!

De huismus broedt van eind maart tot in augustus. Ze hebben 2 tot 3  legsels per jaar met 4 tot 6 eieren. In de 19 jaar dat ik in de Rietzoom woon, zit er een piepkleine kolonie in de straat. Hooguit 1 mannetje en een paar vrouwtjes. Ze hebben een opening tussen de tegels in de gevel ontdekt en hebben daar hun nest. Deze zomer is de kolonie zelfs uitgebreid: een meter verder zag ik dat ze nog een ruimte achter de tegels hebben geconfisqueerd. De nesten bevinden zich boven een verwaarloosde tuin: precies wat mussen nodig hebben. Als die tuin verdwijnt, verdwijnen ook de mussen vrees ik…

Vrouwtjes mus. Foto: Klaas Grandia.

Ze komen dagelijks in mijn tuin op de vetbollen af. Meestal zijn ze met zijn vijven. Ze snacken wat en gaan dan bij de buren gezellig zitten tsjilpen in een hoge struik. Het geluid van mussen is heerlijk geruststellend. Ze zijn er nog, of liever: ze zijn er weer….Zullen we ze in 2024, het jaar van de huismus, helpen in hun voortbestaan? 

Tips:

  • Zorg voor een dichte struik of klimop in je tuin
  • Hang vetbollen op of strooi zaden
  • Zorg voor een waterbadje en een stofbadje. 
  • Als er geen geschikte nestplaatsen zijn hang dan een mussenkast op.

Hieronder kun je het lied Mussen van the Amazing Stroopwafels beluisteren.