Gisteren oogstte ik de laatste snijbiet uit de moestuin. Totdat het gaat vriezen geeft dit gewas onvermoeibaar verse groente op tafel. De regenboog variant heeft felgekleurde stengels in oranje, violet en magenta met knisperende grote groene en rode bladeren. Zowel het blad als de stengels zijn eetbaar. Omdat je het maandenlang kunt oogsten is het nog een hele uitdaging om qua recept niet in herhaling te vallen. Vandaag besloot ik de snijbiet te verwerken in gnocchi met tomatensaus.
Terwijl ik de groente een grondige wasbeurt gaf, leek het alsof ze onder mijn handen tot leven kwam. Er kroop van alles tussen de bladeren vandaan. Zoals in Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans waarin de afbeeldingen op schilderijen tot leven komen. Velen zullen dit boek voor school hebben gelezen en nu ik met pensioen ben leek het me hoog tijd om het eens open te slaan. Op de kaft staat dat het verschil tussen mensen en insecten niet zo groot is. Ik ben benieuwd.
Het eerste insect dat uit de snijbiet te voorschijn kwam was een mooie witte gaasvlieg. Nog voor ik hem op de foto kon zetten verschanste hij zich in een kier onder het aanrechtblad. Jammer, nu kon ik hem niet identificeren met de app obsidentify waar een challenge gaasvliegen loopt tot eind dit jaar. Het is een insect dat ik nog maar 1 keer op de tuin heb waargenomen. Dat was een groene en dus een ander type gaasvlieg.
Vervolgens zag ik twee lieveheersbeestjes ronddobberen in de waskom. Uit mededogen hielp ik ze op het droge. Ze waren wat sloom van de kou. Weer verder wassend ontwaarde mijn oog iets groters: een groene levenslustige rups die nog niet aan zijn winterslaap dacht. Door de gaten in de bladeren hadden de rupsen zich al eerder verraden. Eten moeten ze toch nu er niet veel meer te kiezen valt op de tuin. Tenslotte krabbelde er een klein spinnetje tevoorschijn en dreef er nog een derde lieveheersbeestje schijndood in het water. Het had het niet veel gescheeld of ik had me als vegetariër zonder het te beseffen aan een stukje vlees bezondigd. Al deze insecten hebben van de herfst kennelijk een goed heenkomen gezocht in de snijbiet. Ontheemd als ze nu waren heb ik ze in mijn stadstuin geherhuisvest.
Inmiddels wordt er al weer flink gespit op de moestuinen om mij heen, want er wordt vorst verwacht. De grond in mijn tuin blijft onaangeroerd. Ik laat dode planten liggen in de wetenschap dat ik veel insecten hiermee door de winter help en het ecosysteem zich zodoende verder zal ontwikkelen.
Hoewel het met de snijbiet is gedaan zal ik de hele winter andere verse groenten kunnen oogsten. De winterpostelein en veldsla ligt onder een wit fleece dekentje als bescherming tegen de voorspelde vorst in de komende dagen. Door de vrieskou gaan de palmkool en boerenkoolspruitjes juist steeds lekkerder smaken. Vorig jaar heb ik in mijn stadstuin een mispel geplant. In dit eerste jaar heeft hij genoeg vruchten gegeven om er likeur van te maken. Het goedje moet een paar maanden staan rijpen. Op de koudste dagen midden in de winter zal de verwarmende mispel likeur heerlijk smaken.
Ook de bloemen in de pluktuin zijn al lang ter ziele. De laatste Dahlia plukte ik begin november. De komende maanden moet ik het doen met de bossen gedroogde dille, artisjok, judaspenning en lampionnetjes. Ach, eind december bloeit het groot sneeuwklokje al weer. Als het dan tenminste niet vriest…