Lian haar tuin is gelegen in Kort Haarlem in de Josephbuurt. De huizen, gebouwd tussen 1921 en 1923, behoren tot een zogenaamd tuindorp. Men wilde in die tijd een einde maken aan de slechte woonomstandigheden in de overbevolkte arbeiderswijken. Bredere straten, een plein, winkels, kwalitatief betere huizen met een tuin werden de zogenaamde tuindorpen genoemd. Gouda had er drie. De andere twee, het Rode Dorp en het complex Westerkade/Snoijstraat, zijn inmiddels gesloopt.
Lian’s tuin ligt op het zuiden, is 11 meter diep en maar 2,5 meter breed door de uitbouw aan het huis. Doordat er aan het einde van de tuin nog een schuurtje staat, is hij daar nog maar 1 meter breed. Achter de uitbouw is een terrasje van 2,5 bij 2,5 meter. In totaal beslaat de tuin zo’n 29 m2. Ondanks dat de tuin op het zuiden ligt is er de nodige schaduw door de schuur en andere bebouwing.
Wanneer je de tuin inloopt kom je in een groene oase. Lian heeft elke meter benut om maximaal te tuinieren. Planten, struiken, bomen en dieren hebben bij haar duidelijk voorrang gezien de weinige bestrating die ze heeft aangebracht. Het is een creatieve tuin waarin allerhande materialen zijn gebruikt om de natuur en biodiversiteit zo goed mogelijk tot haar recht te laten komen
Zo heeft ze vuilcontainers ingegraven als steun voor keermuurtjes. Daar groeien bijzondere vetplanten tussen die ze ooit uit Engeland heeft meegenomen.
Er is een vogeldrinkschaal en meerdere bijen- en insectenhotels(1e en 2e klasse?)
Natuurlijk heeft Lian een regenton, een mooie van hout. Een antiek zinken bad dient als vijverkuip. Daarin groeit Pijlkruid en Krabbenscheer. Ze heeft een flinke salamander zien zwemmen en ook libellen zien uitsluipen. (Dit is het overgaan van larve naar volwassen insect). Dat er larven leven in het water betekent dat er ook kleinere insecten zijn die als voedsel kunnen dienen.
Bij het terrasje tegen het huis gelegen heeft Lian pas nog een kleine waterbak aangelegd. Daarin groeit een waterzuring.
Ik vroeg haar naar het heermoes dat ik hier en daar zag staan. Ze vertelde dat de tuin er vol mee stond toen ze er kwam wonen. Nu staat er hier en daar nog een plukje, en dat stoort haar niet. Lian laat een rijpe zaadpeul van de stinkende gouwe zien. “Zie je die witte dingetjes aan de zaden? Dat zijn mierenbroodjes. Mieren vinden dat lekker en verspreiden zo de zaden voor de plant.”
Een andere plant die iets bijzonders heeft is Heelblaadjes. De stengel van dit exemplaar laat een vergroeiing zien die bandgroei heet. De oorzaak van dit verschijnsel is nog niet duidelijk. Ook kun je dit soms bij paardenbloemen waarnemen.
Lian houdt van natuurlijke, inheemse planten zoals bijvoorbeeld Helmkruid, Ossentong, Valse salie en Glidkruid. Dit soort planten zijn onmisbaar voor allerlei inheemse insecten. Ik maak kennis met een flink aantal voor mij onbekende planten. En dacht ik dat mijn tuin dichtbegroeid was: bij Lian zou je denken dat er geen plant meer bij kan, maar dat ziet zij toch anders: ze wil graag zaad en plantjes van mij hebben. Zo ontstaat er een levendige ruilhandel. Want zij kan mij op haar beurt aan onder meer winterkamperfoelie en winterjasmijn helpen.
Behalve dat Lian veel verschillende planten kent, weet zij bijvoorbeeld ook hoe je planten tot latere en dus langere bloei stimuleert. Zo knipt ze gedeeltelijk een aantal stengels van het Langbladig ereprijs af, net boven een bladerkrans. Kort daarna groeien er knopjes uit de basis van de onderliggende bladeren die nieuwe bloempluimen gaan geven en er zo een verlengde bloei ontstaat.
Tenslotte vraag ik Lian wat de tuin voor haar betekent:
“Geluksmomenten beleef ik wanneer ik in de tuin kan waarnemen, tekenen en noteren in een (natuur-) dagboek.
Een dummy ( schetsblok A4 formaat),tekenmateriaal, een vlinderkijker, vergrootglas bij de hand en dan maar afwachten wat zich aan dient.
Of bewust kijken naar een vlinder die met een aanhangsel tikkende bewegingen maakt op bladeren van Oost Indische kers. Met de vlinderkijker zie ik dat er op dat moment eitjes worden gelegd door het Groot koolwitje, soms wel 30 dicht naast elkaar. Later zie ik het Klein koolwitje steeds 1 ei op een blad leggen.
Of de waarneming van het uitsluipen van een Vuurjuffer op een Pijlkruidblad. De volwassen juffer komt dan uit zijn omhulsel, schuift uit en komt langzaam op kleur. Deze bleef 2 dagen op dezelfde plek zitten voordat hij het vijverbad verliet.
En daar zit ik dan luxe, kopje koffie onder handbereik uren naar te kijken.
Het tekenen zorgt voor een meer aandachtig waarnemen. Het helpt mij bij het op naam brengen van de insecten en het leren begrijpen van wat ik zie aan gedragingen bij het naspeuren van boeken en internet.
Ik vind het ook verrassend om de verschillen in de tijd terug te zien in mijn tuindagboeken. Vorig jaar waren de kersen op deze tijd al op ( merels en Lian), nu duurt het nog twee weken voordat ze rijp zijn.
Het lijkt mij leuk om in contact te komen met anderen die ook een natuurdagboek bijhouden, dus hierbij een oproep.”
Wil je in contact komen met Lian? Stuur dan een mail naar