De kamerlinde van mijn zoon was de afgelopen winter doodgevroren. Het is een frisgroene kamerplant die het buiten in de schaduw veel beter doet dan in huis. Zodra de centrale verwarming aangaat kwijnt hij namelijk weg. Buiten kan hij meters hoog worden en in de herfst bloeit hij met prachtige witte bloemen. Zo bracht ik dus één van mijn zeldzame bezoeken aan een vestiging van Intratuin om een mooie kamerlinde voor mijn zoon te kopen.

In maart dit jaar stond er een artikel in dagblad Trouw over de vorderingen van Intratuin op het gebied van vergroenen en biodiversiteit.  De kop van het artikel luidde: “Hoe wilder de tuin, hoe diverser de natuur.”

De directeur van Intratuin Nederland sprak in dat interview enthousiast over alle groene veranderingen, over samenwerking met Naturalis, waarbij een biodiversiteitsdashboard is ontwikkeld waarop tuiniers de impact van hun aankopen op het milieu kunnen zien.  In samenspraak met IVN Natuureducatie en het Wereld Natuurfonds zijn 3000 inheemse tinyforestpakketten verkocht. Dat klinkt goed.

https://www.intratuin.nl/levedewildernis

Er wordenbij Intratuin alleen nog maar biologische eetbare bomen en gewassen verkocht, zoveel mogelijk inheemse planten en een beperkt assortiment éénjarigen, aldus Kleinbussink in het interview in Trouw. Ook wordt er alleen nog biologische potgrond en tuinaarde verkocht. (Of dit zonder afgegraven veen uit bedreigde natuurgebieden betreft, vermeldt het artikel niet). Bestrijdingsmiddelen zijn tot een minimum teruggebracht, maar de natuurlijke bestrijdingsmiddelen zijn volgens directeur Kleinbussink bij overdosering niet bepaald onschadelijk.

Ik was benieuwd toen ik het parkeerterrein van Intratuin opliep. Voor de ingang werd ik verwelkomd door een erehaag van oude olijfbomen uit Israël. Afgezien van het feit dat deze bomen niet inheems zijn en door import verre van duurzaam, zet ik ook vraagtekens bij de gevolgen voor het land van herkomst. In Catalonië slaat men sinds een paar jaar alarm over de teloorgang van het natuurlijk cultureel erfgoed.

Binnen overviel me de angst dat ik de uitgang nooit meer zou kunnen vinden tussen de potten, buitenlantaarns, vissen, buitenvloeren, kachels, fonteintjes, speelgoed, plastic planten en bloemen, lampen, frutsels en snutsels.

Directeur Kleinbussink zegt in het interview dat Intratuin hetzelfde wil als Naturalis, de Vlinderstichting en Vogelbescherming. En daar gaat de vergelijking flink mank als je het mij vraagt. Intratuin is in de eerste plaats handel. En helaas bepaald niet alleen van spullen die de biodiversiteit bevorderen. Er is een begin gemaakt maar er zou veel meer moeten.

Misschien kan Intratuin in samenwerking met bijvoorbeeld Natuur en Milieu een vervuilingsdashboard installeren waarop de impact zichtbaar wordt van alle producten die op één of ander manier schadelijk zijn voor de natuur en het milieu.

Als je wilt dat mensen hun tuin vergroenen, stop dan met de verkoop van keramische tegels, tuinvloeren, design of betaalbaar. Wil je nachtdieren helpen, stop dan met de verkoop van al die verlichting die mensen vaak de hele nacht laten branden. Wil je iets aan het plastic doen? Niet alleen de plastic potten zijn een probleem, maar ook die hele afdeling met plastic planten en bloemen die niets met natuur te maken hebben.

Okay, er zijn positieve stappen gezet, dat geef ik toe. De heer Kleinbussink zegt terloops in het interview dat “we” er nog niet zijn met tuinen die maar voor een derde zijn beplant en waarin barbecues, loungesets en schuttingen staan.

Wanneer Intratuin werkelijk iets wil veranderen aan de stenen tuinen zouden zij moeten stoppen met de verkoop van alles wat de tuin tot een  onnatuurlijke en onleefbare plek voor planten en dieren maakt. Zolang ik nog pagina grote advertenties zie met alleen maar loungesets,  schetst Intratuin een te rooskleurig beeld van zichzelf. Dat noemen ze geloof ik greenwashing.