Flats! Op weg naar de kliko loop ik met mijn gezicht voor de zoveelste keer tegen een plakkerig spinnenweb aan. Meerdere keren belandde de bijbehorende kruisspin daarbij in mijn haar of op mijn rug. Dat vind ik verre van prettig dus ik probeer de spin zo snel mogelijk kwijt te raken.
Ik ben tegenwoordig gelukkig een stuk minder bang voor spinnen dan vroeger. Als kind werd ik door plagende broertjes wel eens achterna gezeten met een spin. Vooral huisspinnen vond ik griezelig. Ik ben niet de enige. Arachnofobie, zoals een spinnenfobie wordt genoemd, is een van de meest voorkomende fobieën. Een fobie is een irrationele angst voor iets dat in feite niet gevaarlijk is. Je vermijdt dan situaties die de angst oproepen. Het kan zelfs zover gaan dat confrontatie met het object van angst paniekaanvallen veroorzaakt en je dagelijks leven gaat beïnvloeden.
Niet iedereen met spinnenangst heeft een fobie. Er zijn allerlei gradaties. Mijn angst gold dus vooral de huisspin, zo’n snelle renner dwars door de kamer. Maar Ik was niet bang voor kleinere spinnen en pakte die rustig beet.
Mijn angst is minder geworden door de confrontatie aan te gaan en huisspinnen niet meer dood te maken maar te vangen met een glas om daarna buiten vrij te laten. Ik denk ook dat het observeren van kruipende diertjes in mijn tuin heeft geholpen want onbekend maakt immers onbemind. Met behulp van de app Obsidentfy van waarneming.nl heb ik veel spinnen en insecten leren kennen waardoor ik geboeid raakte.
In de tuin zie je nu vooral de kruisspin, de vrouwtjes zijn goed herkenbaar aan het lichtere kruisfiguur op de rug. Ze weven hun prachtige wielweb op de meest onhandige plekken zoals dwars over het pad. Het kan tot wel een meter groot zijn en wordt na elke gevangen prooi bijgewerkt. Het spinnenweb waar ook prooien en eicocons mee worden omwikkeld wordt geproduceerd uit uitscheidingsorganen, de spintepels. Ze kunnen kleverige vangdraden produceren maar ook stevige, niet kleverige draden voor het frame van het web.
De grote kruisspinnen die je nu ziet zijn zwangere vrouwtjes. De bevruchting is voor het mannetje een gevaarlijk moment: niet zelden wordt hij door het vrouwtje als prooi gezien en opgegeten.
De spinneneitjes worden afgezet in een cocon die in het begin wordt bewaakt door het vrouwtje. In de loop van de herfst wordt deze cocon afgezet op een verborgen plaats. Ik zie ze vaak in hoeken van raamkozijnen zitten. In de lente komen de jonge spinnetjes tevoorschijn. Ze leven 7 tot 10 dagen van hun eierdooier. Daarna laten ze zich aan een draad meevoeren met de wind, soms wel honderden meters verder om daar zelfstandig verder te leven.
Als een kruisspin een prooi vangt in haar web omwikkelt ze deze met een plakkerig spinsel. Met een beet verlamt ze de prooi. Vijanden van de kruisspin zijn bijvoorbeeld grotere soortgenoten, vogels en een soort sluipwesp, de spinnendoder.
De kruisspin is maar één van de vele soorten spinnen die je in een begroeide tuin kunt tegenkomen. Hieronder zie je soorten die ik verder in mijn tuin zag.
Als een spin je pad kruist, probeer dan je eventuele pletreflex te onderdrukken. Sta vervolgens stil bij het feit dat diezelfde spin veel lastige muggen en vliegen voor jou heeft gevangen en dat een bedankje meer op zijn plaats is.