Ongeveer een jaar geleden bezocht ik de tuin van Gonny en Goof Overbeek. Het is één van de groenste tuinen van Gouda die ik ken, en dat midden in de wijk Bloemendaal. Zij wonen in een hoekhuis waardoor de tuin van voor naar achter doorloopt. Er staan aardig wat bomen en struiken in. Een hovenier doet het grotere snoeiwerk, want de bomen zijn behoorlijk hoog.
Als we via de achterdeur de tuin inlopen wijst Gonny mij op de Fatsia of vingerplant, die ze als tanende kamerplant had staan en weg wilde gooien. Ze besloot hem in de tuin nog een kans te geven en na zo’n tien jaar staat hij er prachtig bij. Elk jaar bloeit hij en vormt daarna zijn bessen.
De tuin mag voor een groot deel haar gang gaan, maar de looppaden en terrassen worden consequent vrij gehouden van overhangend groen.
Gonny vertelt dat toen zij hun nieuwe tuin inrichtten, er wel wat negatieve blikken kwamen uit de buurt. Ze tuinierden duidelijk anders dan in die tijd gebruikelijk was. Ze snipperden hout van gesnoeide struiken en gebruikten dat voor de paden.
Bij de schuur staat een winterjasmijn, een geel bloeiende leiheester die in de winter bloeit, tenminste, als het niet hard vriest.
We gaan in de schaduw op het terras bij de schuur zitten. Een heerlijk plekje waar je een mooi overzicht over de tuin hebt. Gonny vertelt dat zij weinig last van de warmte hebben door het vele groen in de tuin.
In de tuin staat een moerbei. Hij geeft zwarte vruchten die de halsbandparkieten graag eten. Ook is er een pruimenboompje, een Reine Claude. Op mijn vraag of hij niet groter wordt vertelt Goof dat hij is gekweekt als dwergboompje. Hij geeft niet veel vruchten maar de vijf die er aanzaten waren dan ook zeer de moeite waard.
Er bevindt zich een dieper gedeelte in de achtertuin, met inmiddels een niveauverschil van zo’n anderhalve meter. Dat is vroeger uitgegraven met daaromheen boomstammen. Toen de kinderen klein waren is het voor de veiligheid afgezet met gaas. In de winter loopt het verdiepte deel vol met water. Sinds twee jaar staat het in de zomer droog, een duidelijk signaal van de droog verlopende zomers. Aan de rand staan varens. De gele lis, een flinke groeier, moet van tijd tot tijd worden ingetoomd. Ik zie de mooie rose-paarse kattenstaart uittorenen boven het groen. Als er water in staat groeit er bovendien drieblad.
We krijgen gezelschap van een hele troep tsjilpende mussen, ouders met jongen. Zij vinden een veilige plek in deze groene tuin. We genieten in stilte van het heerlijke gekwetter. Goof merkt op: de mus stond model voor Twitter. Het gedicht De Mus van Jan Hanlo schiet me te binnen dat zo ging: Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp ect. Werd er maar zoveel zinnigs op het voormalige twitter gezegd…
Op mijn vraag of er wel eens grote ingrepen in de tuin gedaan moesten worden vertelt Goof:
Vijfenvijftig jaar geleden zijn wij hier komen wonen, het waren toen nog huurhuizen. Voordien woonden we op een flat. Tijdens een wandeling zagen we dit huis dat toen al een aantrekkelijke, mooie tuin had met Helianten, gulden roede en struiken. We dachten: nou, als we dan toch in een rijtjeshuis moeten wonen, dan is dit wel wat. Het was een vrije sector woning. De opzichter kwam kijken en zei dat er zo’n 40 kub grond op moest. Het was wel verzakt, en omdat de huizen er nog niet zo lang stonden verzakte alles ook sneller. Maar we vonden dat toch wel erg veel grond. Er was al een klein vijvertje en dat hebben we wat groter gemaakt. Verder hebben we een soort wal van een halve meter hoog om de tuin heen gelegd waarop de stuiken werden geplant. Dat was eigenlijk de basis van de tuin. We moeten wel regelmatig snoeien omdat de bomen groter worden en dicht op elkaar staan. Er staan een paar essen die geknot worden, anders zouden ze te groot worden. Ook staat er een wilg, waarin begin jaren 90 de dodelijke watermerkziekte inzat. We hadden een vergunning aangevraagd voor de kap, maar toen de boom in gedeelten werd gekapt bleek hij lager in de stam gezond te zijn. Toen besloten we hem te knotten zodat we hem konden behouden. Een voordeel van wilgen is hun enorme wortelstelsel waardoor de bodem weinig zakt.
In het voorjaar staan speenkruid en later ook daslook volop in bloei. Dat moet een mooi gezicht zijn. Gonny zegt heel treffend: “eigenlijk heeft de tuin vier gezichten. In elk seizoen ziet de tuin er anders uit. Je moet je tuin zo beheren dat er het jaar rond iets moois is te zien.”
Vroeger kwamen buurkinderen wel vragen of ze een rondje door de tuin mochten lopen. Dan liepen ze door het zijpad in de tuin, wat het kabouterpad werd genoemd. Het was een echte ontdekkingstuin. Ze hadden voor de kinderen een hut van wilgentakken gemaakt waarover bruidssluier groeide. Het snoeisel daarvan werd op de grond van de hut gedrapeerd, met daaromheen stenen, als een soort nest. Buurkinderen kwamen dan vragen of ze even in het nest mochten zitten. Takken werden voor van alles gebruikt: ze werden gevlochten, er werden poppetjes van gesneden, hengels en pijl -en-bogen van gemaakt.
Wat moet zo’n groene leefomgeving ontzettend fijn zijn geweest voor de kinderen van Gonny en Goof, én voor de buurkinderen. Ze konden de natuur rondom het huis ontdekken, zich verwonderen en er vertrouwd mee raken. Ze konden zich in het groen verstoppen waar ze even tot rust konden komen. De fantasie werd geprikkeld door van “niets” iets te maken. Daarmee ontwikkelden ze bovendien vaardigheden als construeren en bouwen. Ze speelden buiten.
Wanneer kinderen in een harde omgeving van steen moeten opgroeien missen ze het appèl dat een groene omgeving op hen doet. Veel schoolpleinen worden inmiddels groener ingericht. Onderzoek toont aan dat kinderen zich beter kunnen concentreren in een groene omgeving. Verder zet een groen schoolplein aan tot bewegen en blijken kinderen minder vaak te worden gepest.
Gelukkig ziet Gouda het belang in van spelen in de natuur en heeft in de loop der jaren verschillende natuurspeelplaatsen aangelegd waar kinderen zich naar hartenlust kunnen uitleven.