Ik ben opgegroeid als een echt buitenkind. Achter het ouderlijk huis was een kleine tuin die grensde aan een brede sloot. Op zomerse dagen hing ik boven die sloot op zoek naar…….ja, naar wat eigenlijk? Dat wist ik zelf niet. Het was kinderlijke nieuwsgierigheid die mij eindeloos deed turen naar die wereld onder water en waar ik maar een deel van kon ontdekken.

In de kleine achtertuin was het zoeken naar diertjes natuurlijk gemakkelijker. Het tuintje bestond uit een grasveldje met daarom heen een strookje grond waarin klaprozen, floxen, rozen, één-jarige riddersporen en een seringenboompje stonden.

Ik tilde vaak de stapstenen in het gras op om te kijken wat daaronder leefde. Dikke wormen schoten weg in hun gangen en zwarte glimmende torren zochten een goed heenkomen. Als mijn broers aan het vissen waren trilden ze met een spitvork wormen uit het grasveld.

Ons hondje was door het dolle heen toen er op een dag een egel in de tuin  scharrelde. De egel rolde zich op tot een stekelige bal en prikte genadeloos in zijn snuit. Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik een egel zag. Op bloemen zag ik talloze bijen en kleurrijke vlinders afkomen.

Een keer vond ik een dood vogeltje en begroef dat in een leeg sigarenblikje van mijn vader. Ik zaaide goudsbloemen in “mijn eigen tuintje” en keek elke dag of er al iets op kwam. Ik leerde planten herkennen en onderscheiden van elkaar. In de winter hing ik pinda’s op voor de vogels. Binnen voor het raam wachtte ik gespannen af welke vogels op de voedertafel zouden landen.

Dat kleine tuintje vertegenwoordigde een magische wereld, waarin ik ontdekte dat er nog een hele wereld was buiten de muren van ons huis. Op een zachte manier kwam ik in aanraking met het thema leven en dood. Deze ervaringen hebben op mij als kind een onvergetelijke indruk gemaakt.

In een versteende omgeving moeten kinderen dit soort verrijkende en vormende ervaringen vaak missen. Hoeveel kinderen weten nog hoe voedsel wordt verbouwd? Dat melk niet uit een fabriek komt(tenminste, niet in eerste instantie) maar uit een koe?

Artsen brengen het ontstaan van allergieën en auto-immuunziekten steeds vaker in verband met doorgeschoten hygiëne. Contact met veel verschillende microben zorgt volgens hen voor een beter werkend afweersysteem. Wroeten in de aarde lijkt dus gezond te zijn.

Ervaringen die je als kind opdoet met bomen klimmen, kruipdoor -sluipdoor bewegen door dichte bosjes zijn belangrijk voor de ontwikkeling van motoriek, evenwicht en zelfvertrouwen.

In een stenen tuin met een schommel en trampoline is een kind snel uitgespeeld. Een groene omgeving lokt onderzoekend gedrag uit, en dat is wat de meeste kinderen vanuit een natuurlijk gevoelde leergierigheid nu juist graag doen. Verwondering over wat zij aan levensvormen ontdekken, zorgt ervoor dat zij verbinding en respect ontwikkelen voor planten en dieren. Zij raken vertrouwd met de natuur in plaatst van er bang voor te zijn.