Gouda deelde vorig jaar ter ere van haar 750 jarig bestaan pakketten met krokussen aan inwoners uit om de wijken op te fleuren. In totaal werden 100 pakketten met 750 bollen weggegeven. Voor elke inwoner dus 1 krokus. Hartstikke leuk voor ons en goed voor de bijen!
Krokussen verwilderen goed. Overal in de stad staan ze volop in bloei. Maar waar ik me over verbaas is dat ze zo onnatuurlijk in rijtjes staan. In groepjes oogt het veel natuurlijker. Het beste kun je een handje bollen strooien en ze planten waar ze zijn neergevallen. Enzovoort….
De mieren doen de rest in de daarop volgende jaren: zij gaan slepen met de zaden waaraan een zogenaamd mierenbroodje zit, een zoete lekkernij voor de mier. De natuur heeft het goed geregeld: op deze manier worden zaden verspreid van allerlei planten.
In mijn tuin breiden de krokussen zich elk jaar verder uit. Ineens staan ze op een plek waarvan ik zeker weet dat ik ze nooit heb neergezet. Dat is dus het werk van de mieren. Mieren zijn dus niet alleen maar lastig: integendeel. Ze verrichten goed werk in de tuin en zijn een voedselbron voor bijvoorbeeld vogels.
De sneeuwklokjes zijn nu bijna uitgebloeid. Ook zij volgen de routes van de mieren: ik vind ze overal terug. Je kunt ze nu opgraven en splitsen in meerdere groepjes waarna je ze weer uitplant. Zo dekt de maagdelijke sneeuwklokjesdeken de tuin steeds een beetje verder toe.
Nu we de eerste zachte dagen hebben gehad, ploppen de helblauwe Scilla’s of Oosterse sterhyacint ook boven de grond. Zij kunnen een bodem massaal bedekken, maar daar gaan wel wat jaren overheen. Behalve deze soort heb ik sinds een paar jaar ook de Scilla Bifolia Rosea in de tuin staan. Deze soort is net als de andere bolletjes flink op sleeptouw genomen door de mieren: ineens staat ze 10 meter van waar ik ze oorspronkelijk plantte.
Dan hebben we nog de kievietsbloemen die hier en daar al een groene bloemknop laten zien. Jammergenoeg krijgen zij steevast bezoek van het leliehaantje dat elk jaar weer gatenkaas van de sierlijke paarse bloemen maakt.
Eén warmere dag en ook de vingerhelmbloem, alias het-vogeltje-op-de-kruk, staat met fletsroze bloempjes door de hele tuin te bloeien.
Al deze vroegbloeiende bollen vallen onder de stinzenplanten. Stinzenbollen is een verzamelnaam voor een bepaalde groep verwilderende voorjaarsbloemen. In de 16e eeuw werden deze bollen vanuit het buitenland aangevoerd en aangeplant op buitenplaatsen en bij kastelen. Op verschillende plaatsen in Nederland zijn ze van februari tot ongeveer mei in grote getale te bewonderen.
Het is een dankbare groep planten die vanaf de winter kleur geeft aan een natuurlijke tuin met goede grond waarin weinig wordt gerommeld. Stinzenbollen staan in de zomer graag in de schaduw en in de winter juist wat zonniger. Wanneer ze onder een loofboom of een struik staan creëer je het juiste milieu voor ze.
Lees hieronder meer over stinzenbollen.